Iedereen past, het is rustig, het is nacht
‘k Steek mijn kaarten, slechts twee soorten, ‘t lijkt verdacht
Vele kleintjes, een miserie die me wacht
Dan twee, drie azen, "Godverdomme!", roep ik hard
Troel-loel-loel-loel-loel-loel-loel(bis)
Slechts met drie azen heb ik troel nu aan mijn been
en niemand heeft compassie want ik stak ze zelf bijeen
Troel-loel-loel-loel-loel-loel-loel(bis)

Ik zit laatst, heb tien troeven in mijn hand
Twee man past en dat vind ik best plezant
Als ik alleen mag zal ik halen navenant
De derde grinnikt en roept dan zeer irritant
Troel-loel-loel-loel-loel-loel-loel(bis)
Mijn serie koeken is op slag weer waardeloos
"wel vijftien punten minder dan alleen gaan" roep ik boos
Troel-loel-loel-loel-loel-loel-loel(bis)

Iedereen wiest, er wordt rustig nagedacht
Een blote aas, kleine rommel en een acht
Geen handkaarten, een paar zessen, ik pas zacht
Plots het vloeken van de deler onverwacht
Troel-loel-loel-loel-loel-loel-loel(bis)
Ik roep en tier nu ik weer in de kelder glij
want "azen moet ge kopen" lacht die klootzak nevens mij
Troel-loel-loel-loel-loel-loel-loel(bis)